Fendt stelde dit najaar zijn nieuwe ontwikkelingen voor: een robotzaaier, een zware rupstractor, een nieuwe smalspoorreeks, spuitmachines, frontladers en verreikers. Dat alles overgoten met een sausje van connectiviteit. Met de vele nieuwigheden wil Fendt aantonen dat het merk aan de top blijft van de landbouwmechanisatie. In dit artikel brengen we de transitie van de klassieke […]
De rupstractor van Challenger kreeg aanvankelijk het DNA van Caterpillar en de laatste jaren wordt dit aangevuld met steeds meer eigenschappen van Fendt onder de naam Fendt 1100 Vario MT. Tot nu toe was deze zwaarste rupstractor niet in Vario-uitvoering te verkrijgen, maar daar komt nu verandering in. Bovendien krijgt de trac een nieuw geveerd onderstel en een pivoterende hefinrichting en trekhaak. Deze aanpassingen moeten de trekkracht en het comfort van de trac verhogen. Fendt levert intussen een honderdtal rupstractoren per jaar in Europa, wereldwijd zijn er dat een veelvoud daarvan.
Het systeem VarioDrive is gelanceerd op de Fendt 1000 wieltrekker en nadien ook ingebouwd in de nieuwe 900-serie. Het grote verschil tussen de gewone Vario en de VarioDrive van Fendt zit in het systeem van aandrijving van de vooras. Terwijl bij alle klassieke 4×4-trekkers de voorwielaandrijving gebeurt door een vaste verbinding met de transmissie van de achteras, is dit bij de VarioDrive niet meer het geval. De vooras wordt met een aparte hydromotor aangedreven en kan zo meer of minder vermogen ontvangen. Het ontvangen vermogen is afhankelijk van de wielslip van voor- en achteras. Onder stabiele werkomstandigheden zullen bij de VarioDrive de voor- en achteras nog wel mechanisch verbonden worden door een intelligente koppeling. Een uitgebreide toelichting van dit werkprincipe is reeds eerder in dit magazine aan bod gekomen, maar het algemeen principe wordt nog eens getoond in figuur 1.
Dezelfde VarioDrive wordt nu in de Fendt-rupstrekkers toegepast, maar omdat deze machines geen vooras hebben, gaat het hydraulisch vermogen van de beide pompen naar de achteras. Eigenlijk kunnen we stellen dat men eerder de standaard Vario-uitvoering toepast, maar Fendt legt de nadruk op de VarioDrive-powertrain en het Fendt iD low- speed concept, omdat hierbij de combinatie van de traag draaiende dieselmotor met de transmissie moet instaan voor een efficiënt en laag
dieselverbruik. Het is net de VarioDrive die de elektronische aansturing krijgt om het brandstofverbruik beter af te stemmen op het gevraagde vermogen. Dit kan doordat de twee hydromotoren nu apart en dus onafhankelijk van elkaar kunnen werken. Indien de MT-trac weinig vermogen moet leveren wordt gewoon één hydromotor uitgeschakeld. Dit kon niet met de gewone Vario-versie. Rijden met één hydromotor kan bijvoorbeeld bij licht veldwerk zoals zaaien of lichtlopend transport bij hoge snelheden op de weg. Het einddoel is brandstofbesparing.
De zware tracs van de 1100-serie zijn voorzien van een MAN-motor van 15.2 of 16.2 liter. De modellen 1151, 1156, 1162 krijgen de zescilinder van 15.200 cc. Het zwaarste model, de Fendt 1167 Vario MT, krijgt voor zijn 673 pk de 16.200 cc. De ruim gedimensioneerde motoren kunnen op laag toerental (1.600 tpm) een hoog vermogen leveren en daarbij het brandstofverbruik beperken.
De MAN-motoren bereiken de emissienormen van Stage 5 door een combinatie van EGR, DOC, DPF en SCR. Een klein deel van de uitlaatgassen gaat terug in de motor, de chemische stoffen in de uitlaat gaan door een oxidatiefilter waarbij bijvoorbeeld CO omgezet wordt naar CO2. Verder worden de roetdeeltjes tegengehouden in de partikelfilter en de NOx-gassen worden tenslotte in de SCR met ammonium omgevormd tot zuivere N en O.
De meeste machines uitgerust met rupsen zijn oogstmachines en moeten enkel zichzelf voortbewegen en dus niet trekken. Een zuivere trekkracht bekomt men met een combinatie van gewicht en wrijving. Daarom moeten de rupsbanden zo goed mogelijk in de bodem ‘happen’, wat op zich tegenstrijdig is met het principe van lage bodemdruk. Om goed te trekken moet het gewicht verhoogd kunnen worden en dit kan door extra ballast toe te voegen. De Fendt Vario MT kan op verschillende plaatsen extra gewichten aanbouwen zoals in de achterste aandrijfwielen of in de voorste rolwielen. Maar ook aan de zijkant van de rupsen kan extra gewicht aangebracht worden. Het belangrijkste extra gewicht blijft uiteraard het neusgewicht.
De rupsbanden worden bij de Fendt 1100 niet aangedreven door inwendige blokken (tanden), maar de rupsband heeft aan de binnenkant een ribstructuur (zie foto 1). De wrijving tussen aandrijfwiel en rubberband wordt bekomen door de rupsband hydraulisch op te spannen met een druk van 200 bar. Dit systeem van rupsaandrijving bestaat bij Challenger reeds sinds 2002 en voldoet aan de gestelde Fendt-eisen.
De 2 rupsen zijn met elkaar verbonden door een zware centrale as. Deze centrale as is een schommel tussen de looprupsen en de rest van de machine. Het draaien rond deze as wordt gedempt met een zware spiraalveer, maar is tevens hydraulisch begeleid (zie figuur 2). De hydraulische cilinder kan er op commando van de bestuurder voor zorgen dat de neus van de trac hoger of lager komt te liggen. De balans van de machine wordt zo automatisch geregeld. Want de balans is voor de tractie immers net zo belangrijk als de ballast. Fendt noemt dit het SmartRide-systeem dat tijdens het veldwerk de machine automatisch in de beste balans brengt. Vermelden we nog dat de 4 tussensteunrollen niet geveerd maar wel pendelend zijn opgehangen en dat deze rollen vervaardigd zijn van polyurethaan zodat ze niet opwarmen bij hoge rijsnelheid.
Het zwenken of pivoteren van de hefinrichting bestaat reeds langer bij een aantal zelfrijdende mestinjectoren. De Fendt Vario trac heeft ook dit systeem, nu toegepast om de trekkracht in het veld te verhogen. Wanneer het trekkend voertuig rechtdoor rijdt, zijn er geen zijdelingse wringkrachten tussen tractor en werktuig. In bochtenwerk is dat anders en zal er een zijdelingse kracht optreden. Bij een gewone tractor zal deze kracht zorgen voor een lichte verdraaiing van de achteras. Dit spel van krachtlijnen herkennen we vooral bij het ploegen en wordt opgevangen door een juiste instelling van de treklijn. Een echte rupstrekker heeft geen losse achterwielen en zal dus draaien rond de centrale ophanging, zeg maar het middelpunt van de rups. Dit geeft ten opzichte van de wieltractor een grotere zijdelingse wringkracht met het werktuig en hierdoor verliest men trekkracht in de rijrichting. Fendt lost dit op door de trekhaak zowel links als rechts te laten uitzwenken over ongeveer 28°. Om gedragen werktuigen vlotter door de bocht te krijgen zwenkt ook de lift uit en dit tot 12° naar beide kanten. Op die manier krijgt de rupstractor dezelfde trekeigenschappen als een wieltractor en vooral bij lange getrokken werktuigen gaat deze pivoterende aanpassing een sterk pluspunt zijn.
Er blijven interessante discussies bestaan over de trekprestaties van rupstractoren in vergelijking met bandentractoren. Fendt heeft het tractiesysteem van de Challengerrupstrekkers herbekeken Challenger was een product van Caterpillar en deze rupstrekker was vooral een kopie van een bulldozer. Fendt ‘herbouwde’ meerdere issues zoals brandstofverbruik, trekkracht, comfort en connectiviteit. Het steekt nu een MAN-motor met laag toerental in de machine en het zorgt voor een VarioDrive- aandrijving waarbij de hydraulische aandrijving aangepast wordt om het dieselverbuik te reduceren. De trekkracht wordt verbeterd door de centrale ophanging, de balancering en de ballastgewichten aan te passen en dat in combinatie met
de pivoterende hefinrichting en trekhaak. Hoewel de rupstractor
binnen de toegelaten breedte blijft en geveerde rupsen en een
dito cabine heeft, blijft het vooral een machine voor veldwerk. Dat
maakt ze geschikt voor grote landbouwbedrijven waar het
transportwerk maar een klein aandeel van het aantal draaiuren
uitmaakt of voor de gespecialiseerde aannemers die veel trekkracht op de grond moeten overbrengen of waar draagvermogen een belangrijk punt is.