De familie Goreux is al enkele generaties aanwezig op de boerderij in Lillois bij Eigenbrakel. In al die jaren heeft het gemengd bedrijf van de beginperiode geleidelijk plaatsgemaakt voor een zuiver akkerbouwbedrijf. De teeltrotatie blijft traditioneel met tarwe, gerst en bieten. Omdat Jean-Philippe Goreux alleen is op zijn bedrijf, heeft hij nagedacht over aangepaste investeringen […]
De familie Goreux is al enkele generaties aanwezig op de boerderij in Lillois bij Eigenbrakel. In al die jaren heeft het gemengd bedrijf van de beginperiode geleidelijk plaatsgemaakt voor een zuiver akkerbouwbedrijf. De teeltrotatie blijft traditioneel met tarwe, gerst en bieten. Omdat Jean-Philippe Goreux alleen is op zijn bedrijf, heeft hij nagedacht over aangepaste investeringen in machines en teelttechnieken. We gingen hem begin augustus opzoeken.
Het platteland van Lillois, een deelgemeente van Eigenbrakel, wordt gekenmerkt door een toenemende verstedelijking en vrij heterogene percelen. Jean-Philippe: ‘Onder deze omstandigheden is het niet eenvoudig om uit te breiden, laat staan om grond te kopen. Voor mij is het daarom noodzakelijk om het beste uit mijn bestaande areaal te halen, want de kans is klein dat de bewerkte oppervlakte ooit toeneemt. Mijn percelen zijn ook vrij heterogeen, wat grondbewerking of gewasopvolging niet vergemakkelijkt. Omdat groeien niet echt een optie is, heb ik in de loop van de tijd een dienstverlenend bedrijf ontwikkeld. Zo kan ik enerzijds mijn inkomen diversifiëren, en anderzijds rustigere periodes eenvoudiger overbruggen.’
Wat de teeltrotatie betreft, vertrouwt Jean-Philippe nog altijd op traditionele gewassen voor de regio: ‘Ik teel tarwe, gerst en bieten. Elk jaar huurt een collega-boer bij mij een paar hectare om aardappelen te telen. In het verleden omvatte de teeltrotatie ook vlas, maar omdat de winstgevendheid van deze seizoenscontracten niet voldoende was, ben ik gestopt met deze speculatie. Op dezelfde manier heb ik een aantal jaren uien geteeld, maar we waren te ver verwijderd van de verwerker en deze besloot vervolgens om zijn activiteiten opnieuw op zijn eigen regio te richten. Het is niet eenvoudig om een nieuwe teelt te vinden die de moeite waard is, zowel wat de toegevoegde waarde voor mijn teeltrotatie aangaat, als uit financieel oogpunt. Ik informeer regelmatig, maar tot nu toe heb ik nog geen teelt gevonden die bij me past.’
Omdat Jean-Philippe een eenmansbedrijf heeft, heeft hij zijn werkorganisatie aangepast om zoveel mogelijk zelfstandig te kunnen werken. Zoals hij zelf aangeeft, is het niet altijd gemakkelijk om alleen de zaken te beredderen en alle beslissingen op de boerderij te nemen. ‘Natuurlijk bespreek ik een aantal zaken met enkele collega’s en vrienden, maar uiteindelijk ben ik de enige die de beslissingen neemt en er verantwoordelijkheid voor draagt. Het is niet genoeg om de technische kennis te hebben. Het is ook jammer dat de meeste adviseurs gelinkt zijn aan een merk of een bedrijf. Ik denk dat het interessant zou zijn om te kunnen vertrouwen op onafhankelijke consultants, die meer zaken en situaties zien vanuit hun beroep, en die baat hebben bij een bredere visie en deze vervolgens kunnen delen met landbouwers. Ik ben in elk geval voorstander van zo’n aanpak.’
‘Ik probeer al ongeveer tien jaar ploegloos te werken. Allereerst stelt dit me in staat om erosie sterk te beperken. Omdat mijn gronden zeer heterogeen zijn, met grote zand- of kleikoppen, gaat ploegloos werken gepaard met een aanzienlijke vermindering van erosie. Daarnaast bespaar ik heel wat tijd door ploegloos te werken en bovendien is het erg handig. Voorheen moest ik een deel van mijn perceel ploegen, voordat ik verder kon zaaien of het land klaarleggen. Dit leverde vaak problemen op, zowel bij droge weersomstandigheden als bij (hevige) regenval. Nu is de organisatie van het werk veel eenvoudiger. Omdat ik met machines met een breedte van maar 3 meter werk, bespaar ik niet veel op brandstof, maar dat was sowieso niet het primaire doel. Ik heb nog altijd een ploeg zodat ik deze in minder gunstige omstandigheden kan blijven gebruiken. Het doel van ploegloos werken is inderdaad om te proberen zo snel mogelijk te zaaien in de herfst, maar in de praktijk is dat niet altijd het geval, zeker als bieten later in het seizoen gerooid moeten worden. Alles hangt af van de weersomstandigheden. Het blijft erg belangrijk dat de grond even kan opdrogen na het zaaien van tarwe om een goede start te nemen met deze teelt. Het is daarom noodzakelijk om de afstellingen van de machine voldoende aan te passen aan de omstandigheden van elk perceel. Over het algemeen is er dankzij ploegloos werken dan wel minder erosie en minder verslemping van de bodem.’
‘Sommige werkzaamheden worden toevertrouwd aan een loonwerker omdat het niet interessant is om ze zelf uit te voeren en de machines niet af te schrijven zijn op mijn oppervlakte. Logischerwijs worden het zaaien en rooien van bieten, maar ook het dorsen en het openspreiden van compost aan een loonwerker uitbesteed.’
In de loop der jaren heeft Jean-Philippe Goreux zijn machinepark gereorganiseerd, om het aantal machines te beperken, maar ook om zoveel mogelijk in te zetten op veelzijdige machines. Hij vervolgt: ‘Toen ik een paar jaar geleden met ploegloze technieken begon, investeerde ik in een Väderstad Cultus-cultivator. Met deze machine, met een werkbreedte van 3 meter, kan ik zowel een stoppelbewerking als een diepwoelbewerking uitvoeren. Met één enkele machine kan ik dus verschillende bewerkingen uitvoeren. In ruil daarvoor heb ik gekozen voor een beperkte werkbreedte, omdat de vermogensvereisten anders te hoog zouden zijn om bijvoorbeeld te diepwoelen. Vorig jaar heb ik geïnvesteerd in een nieuwe Horsch-zaaicombinatie met rotoreg en daardoor kan ik de productiviteit verder verhogen. Voor de rest bestaat mijn machinepark uit een Lemken Albatros-spuitmachine, een Faca Roller voor de vernietiging van groenbemesters en een nieuwe Kverneland- kunstmeststrooier met aparte sectieafsluitingen, waardoor ik de toegediende dosissen meststoffen beter kan beheren. Mijn ‘oude’ New Holland M135 blijft vast voor de spuitmachine, terwijl de Case IH Puma 215 CVX al het andere werk op de boerderij voor zijn rekening neemt. Voor het transport heb ik gekozen voor een Pronar-containersysteem en twee grootvolumecontainers. Zo kan ik tijdens de oogst de maaidorser met één tractor volgen.’
Om zijn machines en tijd rendabeler te maken, heeft Jean-Philippe de voorbije jaren een bijkomende activiteit ontwikkeld. Zo is de verreiker uitgerust met een snoeiblad dat het mogelijk maakt om de randen van paden en percelen te onderhouden. Jean-Philippe: ‘Ik werk vooral voor landbouwers, maar ook voor een aantal gemeenten. Het voordeel van de verreiker voor snoeiwerkzaamheden is dat deze bijna overal door geraakt en dat je ook op een vrij grote hoogte kunt werken zonder dat je beroep hoeft te doen op een hefplatform of iets anders. Sinds 2017 ben ik ook bezig met het renoveren van veldwegen. Deze machine van FMC is uniek in België en maakt het mogelijk om onverharde wegen, boswegen of grindparkings te egaliseren, af te vlakken, aan te drukken en vast te trillen om ze weer begaanbaar te maken. Tot slot heb ik vorig jaar ook geïnvesteerd in een industriële veegmachine die op de verreiker is gemonteerd. Daarmee kan ik een schoonmaakservice aanbieden voor wegen en bedrijfsparkings.’
Als we Jean-Philippe vragen hoe hij de toekomst ziet, onderstreept hij eerst zijn wens om meer vertrouwen te hebben in nieuwe technologieën: ‘Ik werk al een tijdje met rtk en dit jaar heb ik geïnvesteerd in een meststoffenstrooier met sectieafsluitingen. Volgend jaar wil ik mijn meststoffen variabel kunnen toepassen, volgens aanbevelingskaarten. Op dezelfde manier zou ik ook willen zaaien met variabele zaaidichtheid, omdat het logisch is op mijn heterogene gronden. Ik betreur het echter dat er geen uitbreidingstools zijn, online of waar dan ook, die het mogelijk maken om deze technieken eenvoudiger en effectiever te gebruiken. Dit weerhoudt veel boeren ervan om deze sprong te wagen. Evenzo denk ik dat we beter omringd moeten worden voor de technische aanpak van klassieke teelten of zelfs om ideeën op te doen voor nieuwe teelten of afzetmogelijkheden. Ik ben van mening dat er op dit niveau nog veel moet gebeuren om heel wat zaken te verbeteren en deze nog beter te doen werken. Als we er morgen in slagen om onze opbrengsten veilig te stellen door bijvoorbeeld ons verbruik van meststoffen en fyto’s met 10% te verminderen, is dat een goede zaak voor zowel onze portefeuille als voor het milieu.’
‘Daarnaast merk ik dat steeds meer landbouwers het zat zijn dat de consumenten die ze voeden hen vertellen hoe ze moeten werken terwijl ze er geen verstand van hebben. Zodra een spuitmachine buitenkomt, stromen de reacties binnen en worden we als vervuilers afgeschilderd terwijl diezelfde mensen zelf medicijnen slikken om ‘gezond’ te blijven. Persoonlijk merk ik ook dat we regelmatig de schuld krijgen van elk mogelijk en denkbaar kwaad, terwijl we hand in hand werken met de natuur. Op mijn boerderij bijvoorbeeld installeren we al meer dan 20 jaar zitstokken voor vogels om bepaalde plagen op natuurlijke wijze te reguleren. Verder plaats ik dekzeilen in kuilen gevuld met water om fauna van voldoende water te voorzien tijdens de hittegolven. En ik ben niet de enige landbouwer die dit doet. Maar daar praat niemand over, helaas. Het moet ophouden dat we voortdurend moeten aanhoren wat we moeten doen. Het beste (of ergste) voorbeeld is Europa. De instanties daar blijven steeds absurdere regels opstellen en dwingen ons hen te volgen of het risico te lopen om onze premies te verliezen. We kunnen als voorbeeld van absurditeit de datum van vernietiging van groenbemesters of de verordening inzake nieuwe braakliggende percelen nemen. We moeten ons afvragen of het niet interessanter is om zonder deze premies te werken en ons opnieuw verder te concentreren op ons beroep met respect voor het gezond verstand van de boer. Voor de rest zal ik blijven diversifiëren buiten mijn landbouwactiviteit, omdat het me in staat stelt om mijn inkomen en investeringen verder veilig te stellen.’