Jean-Pol Tellier is 53 jaar. Zowat 30 jaar geleden nam hij het ouderlijk bedrijf over. Toen ging het nog over de gangbare teelten en het opfokken van Witblauw. Vervolgens werden ook melkkoeien gehouden tot in 2009. Hij vervolgt: ‘Toen kwam de melkcrisis en we moesten ook zwaar investeren in nieuwe gebouwen en dergelijke. Het was […]
Jean-Pol Tellier is 53 jaar. Zowat 30 jaar geleden nam hij het ouderlijk bedrijf over. Toen ging het nog over de gangbare teelten en het opfokken van Witblauw. Vervolgens werden ook melkkoeien gehouden tot in 2009. Hij vervolgt: ‘Toen kwam de melkcrisis en we moesten ook zwaar investeren in nieuwe gebouwen en dergelijke. Het was niet echt rendabel en bovendien werkte mijn vrouw toen al buitenshuis. Bovendien heb ik altijd al meer affiniteit gehad met akkerbouw dan met veeteelt. Destijds waren we ook pioniers binnen het biogebeuren. Het bedrijf schakelde circa 30 jaar geleden over naar bio. In de loop der jaren hebben we al heel wat ervaring kunnen opbouwen.’
Ondertussen bestaat de teeltrotatie uit granen, waaronder baktarwe, aardappelen voor de chipsindustrie en de versmarkt, wortelen en pastinaak. Jean-Pol: ‘Deze vaste teeltrotatie wordt soms aangevuld met pompoenen of kolen, in functie van de marktopportuniteiten die zich voordoen. De keuze voor deze industriegroenten wordt onder meer bepaald door een vorm van standaardisatie in de mechanisatie. Het zijn allemaal teelten met een rijafstand van 75 cm. Op deze manier kunnen verschillende machines, zoals bijvoorbeeld de schoffelmachines, eenvoudig van de ene teelt naar de andere rijden. Met de weersomstandigheden van de laatste weken en maanden is dat zeker een belangrijke troef. Ik heb met een collega- landbouwer ook geïnvesteerd in een stockageruimte met koelcellen waardoor we onze oogst thuis kunnen bewaren en tijdens de winter vermarkten.’
De moeilijke weersomstandigheden van de afgelopen maanden laten ook hun spoor na op het biobedrijf van Jean-Pol Tellier. ‘Zoals elke aardappelteler worden we volop getroffen door de plaag. De mogelijkheden om ‘de’ plaag te bestrijden in de biosector zijn eerder beperkt, wat maakt dat we inzetten op nieuwe, plaagresistente rassen. Deze bieden een betere bescherming en zijn in mijn ogen een deel van de oplossing. Maar ik heb al meermaals ondervonden dat het niet altijd eenvoudig is om de eisen van de verwerkers te combineren met de realiteit in het veld. Dit jaar is daar een mooi voorbeeld van.’
Voor wortelen en pastinaak worden er eerst ruggen getrokken voordat er gezaaid wordt. Op deze manier ontstaat er een soort vals zaaibed en zal een deel van het onkruid op voorhand al kiemen. Jean-Pol: ‘Deze twee teelten zijn vrij intensief in het voorjaar. Eens de ruggen getrokken zijn, gaan we het onkruid een eerste keer afbranden voordat er gezaaid wordt. Na het zaaien en juist voor de opkomst passen we dan een tweede brandbeurt toe. Bij pastinaak is het soms moeilijk werken omdat de opkomst van het gewas veel trager verloopt dan bij wortelen en omdat de onkruiddruk soms moeilijk te beperken is. Eens het gewas boven staat, werken we met schoffelmachines en aanaarders om de zijkanten van de ruggen ook te kunnen bewerken. Door de jaren heen heb ik verschillende schoffelmachines aangekocht om onkruid zo goed mogelijk weg te krijgen. Onlangs heb ik zelf een schoffelmachine gebouwd om efficiënter te kunnen werken op de ruggenteelten. De combinatie van een gps-systeem met een zijgeleidingssysteem en een geleiding met ultrasoontechniek geeft een heel goed resultaat. Dit jaar is het extra belangrijk om de juiste machine op de juiste plaats te kunnen gebruiken. We hebben altijd tussen de buien door moeten werken en onkruid blijft maar groeien.’
Onze akkerbouwer uit Liberchies probeert zoveel mogelijk in eigen beheer uit te voeren. Jean-Pol: ‘Het is ook deels noodzakelijk omdat het over specifieke teelten gaat. Om de machines beter af te schrijven probeer ik af en toe ook bij collega’s te gaan werken. De rijenfrees voor de wortelen wordt bijvoorbeeld ook ingezet bij een collega en in ruil kan ik dan zijn brander gebruiken. Hetzelfde geldt voor het rooien van de wortelen. Industriewortelen worden met mijn zelfrijdende aardappelrooier van Dewulf gerooid. De wortelen voor de versmarkt rooit een collega-landbouwer. Voor de rest beschik ik over alle nodige grondbewerkingsmachines, alsook verschillende schoffelmachines en wiedeggen, een aardappelpootmachine, een zaaimachine voor wortelen en pastinaak en een maaidorser. Wat de tractoren aangaat, ben ik niet merkgebonden maar probeer ik steeds de beste tractor uit te kiezen voor bepaalde werkzaamheden.
We rijden met Claas-, Fendt- en JCB-tractoren. Naast de Fastrac 3230 die voornamelijk ingezet wordt voor transportwerkzaamheden heb ik een tweede Fastrac, een 4220, die voornamelijk gebruikt wordt om ruggen te trekken en om te poten en te zaaien. Dankzij de vierwielbesturing en de traploze transmissie is het echt een wendbare tractor voor deze nauwkeurige werkzaamheden. De opgebouwde gps is ook onmisbaar geworden.’
Om de verschillende teelten te kunnen beregenen investeerde Jean-Pol Tellier in een zware haspel van Fasterholt. ‘Dit jaar heb ik die nog niet echt veel nodig gehad, maar deze haspel heeft de voorgaande jaren zijn nut bewezen. We hebben het geluk dat de percelen zich grotendeels achter de boerderij bevinden. Alle teelten kunnen dus in principe beregend worden. We hebben grote kavels en dat vergemakkelijkt de beregening, op kleinere percelen zou het minder evident zijn. We beschikken ook over een eigen waterboring, waardoor we altijd genoeg water ter beschikking hebben.’
De laatste jaren wordt bio fel gepromoot en de industriële verwerkers zoeken ook steeds meer bedrijven die bereid zijn om naar bio om te schakelen om aan de toenemende vraag te kunnen antwoorden. Jean-Pol: ‘Omdat deze industriële afnemers steeds meer interesse
tonen, staan de prijzen ook meer onder druk dan voordien. Daarnaast moeten we aan steeds meer eisen beantwoorden, en daardoor is het niet altijd even gemakkelijk om onze productie te vermarkten. Naar de toekomst toe zie ik deze kieskeurigheid enkel toenemen omdat het aanbod groter is en heel wat landbouwers niet willen of durven rekenen. Ik heb het geluk dat ik langetermijnrelaties opgebouwd heb met mijn afnemers. Als het aanbod aan bioproducten verder blijft stijgen, bestaat ook het gevaar dat de markt verzadigd raakt en dat we dan met een deel van onze productie blijven zitten. Industriële klanten willen goedkope bioproducten, maar als onze rendabiliteit niet hoog genoeg is tijdens de betere, drogere jaren, dan gaan we de moeilijkere jaren zoals dit ook maar moeilijk kunnen overbruggen. De consumenten moeten bereid zijn om te investeren in kwaliteit en duidelijke keuzes durven maken. Naar de toekomst toe heb ik niet de ambitie om te groeien, maar wel om steeds het beste uit elke teelt te halen. Daarvoor is het noodzakelijk om dagelijks opnieuw te rekenen. Verder mag je geen schrik hebben om wat je doet voortdurend in vraag te stellen, maar je moet ook je eigen grenzen kunnen bepalen. Ondernemen in de boerenstiel heeft niets meer te maken met wat het pakweg 20 jaar geleden was. Ofwel pas je je aan, ofwel geraak je er niet op termijn!’