Olivier Eylenbosch groeide op tussen het melkvee op de boerderij van zijn vader. Als jonge tiener hielp hij daar de dieren verzorgen. Zijn passie voor machines en uiteindelijk het loonwerk namen echter stilaan de bovenhand. Nadat hij in 1995 zijn opleiding aan de tuinbouwschool te Merchtem had afgewerkt ging hij meteen voor zijn bedrijfsbeheer en […]
Olivier Eylenbosch groeide op tussen het melkvee op de boerderij van zijn vader. Als jonge tiener hielp hij daar de dieren verzorgen. Zijn passie voor machines en uiteindelijk het loonwerk namen echter stilaan de bovenhand. Nadat hij in 1995 zijn opleiding aan de tuinbouwschool te Merchtem had afgewerkt ging hij meteen voor zijn bedrijfsbeheer en richtte hij zich op het injecteren van drijfmest. Dat bleek de juiste stap te zijn, een die leidde tot een sterke naambekendheid in de wijde omgeving van Merchtem.
Olivier Eylenbosch: ‘Ja, dat klopt. De focus lag toen op mest injecteren en gras inkuilen. Ik heb destijds de eerste perswikkelcombinatie van Krone gekocht. In 2009 ben ik gras beginnen oprapen met een Veenhuisopraapwagen. Een jaar later ben ik dan gestart met het hakselen van maïs. Ik heb zelfs een tijdje transport van korrelmaïs gedaan, maar al snel had ik door dat boeren dat meer en meer zelf begonnen te doen. Toen ben ik overgeschakeld op maïshakselen. Op die manier was mijn jaar gevuld. In 2016 is dan mijn tweede opraapwagen erbij gekomen omdat de vraag naar gras oprapen bleef toenemen.’
Olivier: ‘Ik heb veel geleerd door alles in het oog te houden. Mijn vader was er altijd om mij in de papieren, maar vooral in het werk te ondersteunen. Momenteel is hij nog heel actief op mijn bedrijf en op zijn boerderij hier vlak naast de deur. De runderen zijn al een tijdje weg, maar zijn land bewerken doet hij nog steeds helemaal zelf. Tot op de dag van vandaag zal hij helpen waar hij kan. Zo kom je hem wel tegen met de perswikkelcombinatie, de triplemaaier, de hark of is hij onderweg om onderdelen af te halen. Ik zou zijn hulp echt niet kunnen missen.’
Olivier: ‘Ja, ik heb momenteel tien man personeel in dienst. Inge doet halftijds de papieren en de andere negen werken fulltime mee op het bedrijf. In 2000 had ik maar één werknemer in dienst. Vijf jaar later, na de aankoop van mijn tweede gronddumper, ben ik met ongeveer vier man vast personeel beginnen werken. Nadat we van start gingen met maïshakselen heb ik nog wat mensen aangenomen. Ik ben van het principe dat elke chauffeur zijn materieel moet verzorgen alsof het van hemzelf is. Daarom rijdt iedereen altijd met zijn eigen tractor. Op deze manier heeft iedereen zijn verantwoordelijkheid voor zijn materieel. Bij schade is er dan geen discussie mogelijk.’
Olivier: ‘Zeker, dat is ook de reden waarom tien man personeel het maximum is. Machines blijven kostbaar en als loonwerker volg je ze beter zo nauw mogelijk op. Want als er iets kapot is, dan kijkt iedereen de andere kant op. Maar ieder zijn eigen trekker geven werkt echt wel goed. Voor de klanten geeft het vertrouwen dat ze steeds met dezelfde mensen in contact komen. Je probeert als bedrijfsleider je personeel te houden, maar dat is natuurlijk niet altijd gemakkelijk.’
Olivier: ‘Ik heb één zelfstandige die af en toe wat komt meerijden in het gras of in de maïs. Vroeger had ik nog een tweede die zelfstandig kwam bijspringen, maar door zijn eigen groeiende klantenbestand is dat helaas niet meer mogelijk.’
Olivier: ‘Ik doe zo goed als alles, behalve bieten en aardappelen rooien. Ik heb daar bewust voor gekozen. Er zijn nog loonwerkers in de buurt en die focussen zich meer op deze werken. Het jaar zit zo goed als vol met in het voorjaar de maïs, het oprapen en hakselen van gras en het injecteren. Ik kan ook niet meer aanbieden dan wat ik heb. Als al mijn personeel aan het werk is dan is dat de limiet. Je kan ook uitbreiden, maar als je dan onvoldoende chauffeurs hebt? In het hoogseizoen ben ik zelfs de hele zondag bezig met de machines na te kijken.’
Olivier: ‘Meestal wel. Ikzelf of andere collega’s helpen daar wel bij natuurlijk. Op dit moment heb ik geen vaste mechanieker waardoor we het zelf moeten doen. Ik heb wel twee chauffeurs, Kwinten en Sven, die in de wintermaanden in de werkplaats meehelpen om alle materieel in orde te zetten tegen het volgende seizoen.’
Olivier: ‘We hebben momenteel 10 Fendts, 4 New Hollands en 2 Valtra’s op het bedrijf. Voor onze oogstmachines kiezen we New Holland omdat deze dealer in de omgeving van het bedrijf woont en je er steeds kan op rekenen. Ik kijk ook altijd wat een trekker of machine moet aankunnen en op basis daarvan kies ik dan de merken. Andere merken zijn daarom niet slecht, maar het is vooral voor jezelf kijken wat je nodig hebt. Voor mijn zuiver transportwerk ligt de focus niet op te dure trekkers, maar op trekkers met een goed rijcomfort op de weg. We vernieuwen onze tractoren altijd nadat ze hun uren hebben gedaan. Zo vermijden we onnodige kosten in de toekomst. Hetzelfde met onze hakselaar die we elke vier jaar vernieuwen. Ook worden de machines nadat ze niet meer gebruikt worden verkocht. Wanneer je alles zou bijhouden heb je op termijn geen plaats meer en staat het overal vol met oud ijzer.’
Olivier: ‘Dan zet ik die mensen wel in bij het grondwerk. Als het in de winter echt slecht weer is dan ligt alles daar ook wel stil natuurlijk. Maar dan ligt de focus dus vooral op het proper maken en in orde zetten van de landbouwmachines. Als je dat goed wilt doen, ben je daar wel even mee bezig natuurlijk. Na de maïs hebben wij toch twee maanden reinigingswerk voor de boeg vooraleer alles weer perfect proper is en opgeborgen kan worden voor het volgende seizoen.’
Olivier: ‘Jazeker, want ik heb nog steeds boerenroots. Voor mij is het echt duidelijk dat landbouw verwaarloosd wordt in België. De overheid lacht ermee en dat maakt mij kwaad. Ze wil echt alles zogezegd groen krijgen, maar dan ook echt alles. Ze geeft landbouwers echt het gevoel dat ze niet meer nodig zijn. Mensen weten ook niet meer hoe de landbouwvork aan de steel zit na het verspreiden van verkeerde informatie via de massamedia. Landbouw zou de grootste schuldige zijn van het te hoge stikstofgehalte, maar dat is absoluut niet waar. Onderzoeken genoeg die dat aantonen, maar die worden natuurlijk niet zo intensief gedeeld.’
Olivier: ‘Beide. Dat toont voor mij aan dat veel mensen slecht geïnformeerd zijn. Als er geen landbouw is, kan ik ook mijn zaak sluiten want wij leven indirect van het inkomen van de boeren.’
Olivier: ‘Er hangt een negatieve sfeer over de landbouw. Binnen vijf jaar zullen er ook minder klanten en dus minder agrarisch werk zijn natuurlijk. Ik heb oudere klanten die geen opvolgers hebben en daardoor zullen stoppen. Ook bij de loonwerkers verwacht ik een uitdunning. Als ik de cijfers van het maïshakselen vergelijk met tien jaar geleden dan zie ik een duidelijke daling omdat er ook gewoon minder boeren zijn.
Olivier: ‘Dat begint stilaan, maar dat aandeel is nog te klein om het door te geven aan een loonwerker natuurlijk. Je merkt wel dat het aantal boeren met dieren vermindert. Boeren worden groter, maar de oudere generatie valt er dan weer van tussen na het pensioen. Dat is puur een vaststelling vanuit mijn omgeving.’
Olivier: ‘Je bent er wel mee bezig, maar het is niet dat ik mijn slaap ervoor laat. Voorspellen is makkelijk, maar als de uitkomst er volledig naast is dan heb je je om niets druk gemaakt. Het is gewoon afwachten wat Demir naar voor gaat brengen. Ik heb onlangs mijn kleine Vervaetdrijfmestinjecteur vernieuwd. Daar heb ik ook over getwijfeld omdat de mesttrafiek vermindert. Misschien kan ik in de toekomst het werk wel aan met één machine. Er wordt trouwens al veel mest verwerkt die men dan naar het buitenland vervoert. De varkens zijn nu ook spotgoedkoop dus veel stallen staan leeg. De prijzen staan zwaar onder druk.’
Olivier: ‘Jazeker, ik heb een opslag en dus ook een goede buffer. Daardoor kan ik ook volop mestopslag aanbieden aan mijn klanten. Vroeger was het seizoen ook veel langer, maar ondertussen is dat zwaar ingekort.’
Olivier: ‘Ik ben bang voor de boeren. Mensen weten echt niet meer wat het is om verdraagzaam te zijn. In vijfentwintig jaar heb ik de maatschappij daarin zien veranderen. Vroeger stopte men en kwam men uit nieuwsgierigheid eens kijken als er een trekker in het veld reed. Nu is het een en al commentaar, eender wat je aan het doen bent. Soms kom je van een veld als het bijvoorbeeld hard geregend heeft en dan krijg je direct boze blikken door de grond die van de machines valt. Ook al doen we echt ons uiterste best om dat onmiddellijk weg te vegen. Als we bijvoorbeeld in de maïs zaten, heeft mijn vader het hele seizoen meegereden en meteen alles weggeborsteld.’
Olivier: ‘Verbazend genoeg wel! We hebben één maal de brandweer gehad die de straat heeft opgekuist hoewel we onderweg waren om het zelf te doen. Wat later krijg je dan een factuur in de bus. Vroeger kreeg je nog een verwittiging, maar er is zoveel onverdraagzaamheid dat de mensen dan onmiddellijk de politie bellen. Het kan inderdaad gevaarlijk zijn, maar we moeten wel de kans krijgen om het te kunnen doen. We zitten dicht tegen Brussel natuurlijk en in sommige gemeentes doen ze daar moeilijk over. In Wallonië heeft men dat aanvaard als een deel van de landbouw, niemand maakt zich daar druk over. Mensen hebben daar meer begrip voor hun omgeving. Of een beter contact met de realiteit.’
Olivier: ‘Wat het klagen betreft wel. Mensen leven hier verder van de natuur – of van zichzelf – dan aan de zuidkant van de taalgrens. De ene keer krijg je telefoon omdat er een rode ‘sproeimachine’ aan het rijden is en er stof in het zwembad vliegt. Die rode sproeimachine blijkt dan een Vervaet te zijn. En de mensen verwachten dat je dan onmiddellijk zou stoppen. Eigenlijk heel absurd, daaraan zie je ook dat mensen echt niet op de hoogte zijn. De andere keer zie je voorbijgaande kinderen hun hand voor hun mond houden omdat ze denken dat ze er zouden van stikken. Kinderen zouden echt tijdens het schooljaar een paar dagen op de boerderij moeten meekomen en een soort van introductieweek met informatie over de boerderij zelf meemaken. Veel hangt natuurlijk af van waar de kinderen opgroeien. Het stinkt allemaal en het irriteert, maar het zorgt indirect wel voor het eten op je bord en daar zijn te weinig mensen zich nog van bewust. Ook onze eigen organisaties schieten daar schromelijk tekort.’
Olivier: ‘Ik mag absoluut niet klagen wat betreft de omgeving waar ik woon. In het hoogseizoen is het hier echt heel druk, maar de buren hebben daar absoluut begrip voor.’
Olivier: ‘Mijn zoon Kwinten is op zijn twaalf jaar enorm geïnteresseerd in landbouwmachines. Het is trouwens voor hem dat ik dat doe zodat hij een goede start heeft, een beetje zoals mijn vader dat ook voor mij gedaan heeft. Hij gaat nu naar school in Leuven en studeert daar mechaniek. Zijn broer Robbe is zeventien jaar, werkt vier dagen en gaat nog één dag naar school. Ook hij is volledig gebeten door het loonwerk. Dus als ze dit samen willen verderzetten dan zou dat wel fijn zijn. Ze kunnen dan hun krachten bundelen.’