Opzeggingen voor eigen gebruik zijn schering en inslag. Eigenaars/verpachters zeggen op voor zichzelf of voor een afstammeling, maar de pachter ziet dit meestal niet zitten. Want … maakt de exploitatie van dat landbouwbedrijf van deze afstammeling wel een ‘overwegend deel van zijn beroepsactiviteit’ uit zoals dat door de Pachtwet geëist wordt? Wat zegt onze Pachtwet? […]
Opzeggingen voor eigen gebruik zijn schering en inslag. Eigenaars/verpachters zeggen op voor zichzelf of voor een afstammeling, maar de pachter ziet dit meestal niet zitten. Want … maakt de exploitatie van dat landbouwbedrijf van deze afstammeling wel een ‘overwegend deel van zijn beroepsactiviteit’ uit zoals dat door de Pachtwet geëist wordt?
Onze Pachtwet bepaalt dat wanneer de pachter zijn hoofdberoep in de landbouw heeft, dan kan de opzegging voor persoonlijke exploitatie door de rechter slechts geldig worden verklaard indien het exploiteren van het landbouwbedrijf, waarin de betrokken landeigendommen zullen worden geëxploiteerd, een overwegend deel van de beroepsactiviteit van degene die volgens de opzegging de landbouwexploitatie moeten voortzetten zal uitmaken.
Wat de belangrijkheid van de landbouwactiviteit betreft, moet de verpachter die opzegt van zijn landbouwexploitatie een ’overwegend deel van zijn beroepsactiviteit’ maken. Bovendien moet hij dit doen op het ogenblik dat hij met de exploitatie begint. Het is dus niet nodig dat hij dit doet op het ogenblik van de opzegging.
Er worden in de wet echter geen regels voorzien in verband met de beoordeling van het begrip ‘overwegend deel van de beroepsactiviteit’ en het begrip wordt ook niet door de Pachtwet gedefinieerd. Het is dan aan de rechter in de praktijk om zich over dit begrip uit te spreken.
Soms wordt bij het bepalen van deze voorwaarde gekeken naar het inkomen dat er gehaald wordt uit de landbouwactiviteit, alhoewel het niet nodig is dat dit inkomen uit de landbouwactiviteit hoger is dan dat van de andere activiteit. Maar meestal wordt er gekeken naar de tijd die men aan de landbouwactiviteit spendeert.
Jean koopt een perceel grond van 5 ha dat verpacht is aan landbouwer Wim. Na de aankoop zegt eigenaar/verpachter Jean Wim op voor eigen gebruik. Wim gaat echter niet akkoord met deze opzeg. Tijdens de verzoening bij de plaatselijke vrederechter bereiken zij evenmin een akkoord, zodat eigenaar Jean Wim dagvaardt om toch de opzeg voor eigen gebruik door de vrederechter geldig te horen verklaren.
Pachter Wim meent dat Jean geen landbouwer is: hij heeft wel een eigen bedrijf, maar zeker geen landbouwbedrijf! Bovendien meent Wim ook dat indien Jean al iets naar landbouw toe gericht zou doen, hij dit zeker niet in hoofdberoep doet zodat hij niet het overwegend deel van zijn beroepsactiviteit uit de landbouw haalt, terwijl dit nochtans in deze omstandigheden door de Pachtwet wordt opgelegd.
Verpachter Jean van zijn kant ontkent niet dat hij inderdaad een elektronicabedrijf heeft, maar daarnaast heeft hij ook nog enkele hectares grond, die hij bewerkt als landbouwer. Hij meent wel te voldoen aan alle voorwaarden die de Pachtwet oplegt in geval van opzeg voor eigen gebruik, waaronder dus het feit dat diegene die opzegt voor eigen gebruik het overwegend deel van zijn beroepsactiviteit uit de landbouw moet halen.
Uit alle bewijsstukken in deze zaak besluit de vrederechter dat verpachter Jean wel degelijk een landbouwbedrijf uitbaat, dat hij dat persoonlijk doet en dat hij ook de ‘bedrijfsleider’ is van zijn landbouwbedrijf. Hij mag beroep doen op bijvoorbeeld loonwerkers, als hij maar zelf zijn bedrijf blijft leiden, wat hier volgens de vrederechter het geval is. En uit de fiscale aangiften leidt de vrederechter af dat het landbouwbedrijf van Jean wel degelijk marktgericht is.
Vervolgens stelt de Pachtwet dat indien de pachter, die zijn hoofdberoep in de landbouw heeft, een opzegging voor persoonlijke exploitatie krijgt, deze opzeg door de rechter dan slechts geldig kan worden verklaard indien het exploiteren van het landbouwbedrijf, waarin de betrokken landeigendommen zullen worden geëxploiteerd, een overwegend deel van de beroepsactiviteit zal uitmaken van degene die volgens de opzegging de landbouwexploitatie moet voortzetten. Dit betekent hier dus dat Jean moet aantonen dat het overwegend deel van zijn beroepsactiviteit uit de landbouw zal komen!
De rechter merkt op dat de Pachtwet niet aanhaalt wat hier precies mee bedoeld wordt. Daarom meent deze rechter dat de activiteit van degene die opzegt voor eigen gebruik (hier dus Jean) niet zozeer een ‘hoofdzakelijk’ karakter dient te hebben, maar wel een dat niet beperkt of slechts occasioneel is. De rechter meent dat er moet gekeken worden naar de tijd die Jean aan zijn landbouwactiviteit spendeert. De rechter in deze zaak meent dat een overwegend deel van zijn tijd spenderen aan de landbouwactiviteit belangrijker is dat een overwegend deel van zijn inkomen!
De rechter beslist om al deze redenen dat de opzeg voor eigen gebruik door verpachter Jean geldig is, en dat Jean aan alle door de Pachtwet vooropgestelde voorwaarden voldoet.
Deze regels zijn in Wallonië niet veranderd. Bovenstaande regel in verband met het ‘overwegend deel van de beroepsactiviteit’ blijft er dus behouden!