Burenhinder is spijtig genoeg niet weg te denken uit onze samenleving. Overal, zowel in de steden als op het platteland wordt men ermee geconfronteerd. Sinds ons Nieuw Burgerlijk Wetboek zijn intrede deed, is er al heel wat te doen geweest over deze nieuwigheden, maar een belangrijke nieuwigheid is eveneens dat er vooraf maatregelen kunnen genomen […]
Burenhinder is spijtig genoeg niet weg te denken uit onze samenleving. Overal, zowel in de steden als op het platteland wordt men ermee geconfronteerd. Sinds ons Nieuw Burgerlijk Wetboek zijn intrede deed, is er al heel wat te doen geweest over deze nieuwigheden, maar een belangrijke nieuwigheid is eveneens dat er vooraf maatregelen kunnen genomen worden om zware hinder te voorkomen. Wat houdt dit nu in?
Het oude artikel 544 van ons Burgerlijk Wetboek klonk als volgt: “Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijzevan een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen (artikel 544 Burgerlijk Wetboek).”
Op basis van dit wetsartikel stelt de Belgische Rechtspraak dat buren onderling schade kunnen ondervinden door de uitoefening van dit eigendomsrecht, zelfs indien er geen enkele fout werd begaan. Een dergelijke foutloze objectieve aansprakelijkheid geeft aanleiding tot de zogenaamde “evenwichtsleer”.
Deze “evenwichtsleer” houdt in dat buren op een gelijkaardige manier moeten kunnen genieten van hun eigendom en dat ze hiertoe aan elkaar geen overdreven lasten mogen opleggen. Gebeurt dit wel dan is het “evenwicht” tussen de naburige eigendommen verstoord. Dit evenwicht zal dan terug moeten hersteld worden en teruggebracht worden tot de “normale lasten” die op het nabuurschap kunnen wegen. De rechter kan dan bijvoorbeeld een vergoeding opleggen ter compensatie van deze buitensporige last, of hij houdt rekening met de plaats van de hinder.
Bijvoorbeeld: ontstaat geurhinder in een agrarisch gebied dan zal hij wellicht niet zo streng zijn dan wanneer de hinder ontstaat in woongebied. Er wordt vanuit gegaan dat het agrarisch gebied openstaat voor het uitvoeren van activiteiten van bv landbouw en dus ook voor het houden van dieren.
Het nieuwe artikel 3.101 van ons Nieuw Burgerlijk Wetboek luidt als volgt: “Naburige eigenaars hebben elk een recht op het gebruik en genot van hun onroerend goed. Bij de uitoefening van hun gebruik en genot eerbiedigen ze het geschapen evenwicht door geen hinder op te leggen aan de nabuur die de normale ongemakken uit de nabuurschap overtreft en hem toerekenbaar is.
Om de bovenmatigheid van de hinder te beoordelen, is rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, zoals het tijdstip, de frequentie en de intensiteit van de hinder, de eerstingebruikneming of de publieke bestemming van het onroerend goed van waaruit de hinder wordt veroorzaakt.”
Uit dit laatste blijkt nu duidelijk dat de wetgever de argumenten uit de rechtspraktijk (bv ligging van het perceel, eerstingebruikneming, enz…) in verband met het beoordelen van het “evenwicht”, effectief in de wet zelf heeft opgenomen. Dit was niet het geval bij het vroegere artikel 544 BW. Een ander verschilpunt is dat men niet meer over zijn eigendom mag beschikken “op de meest volstrekte wijze” zoals dit onder het vroegere artikel 544 BW was!
Degene die het vermelde evenwicht schendt, is gehouden dit te herstellen.
Het zal de rechter zijn die zal moeten oordelen welke van volgende maatregelen passend zijn om het evenwicht te herstellen:
1° een vergoeding in geld die de bovenmatige hinder compenseert;
2° de vergoeding van de kosten verbonden aan compenserende maatregelen op het gehinderde onroerend goed om de hinder tot het normale niveau te verminderen;
3° voor zover dit op zich geen nieuw onevenwicht doet ontstaan en een normaal gebruik en genot van het onroerend goed hierdoor niet wordt uitgesloten, het bevel de handeling die het evenwicht verstoort te staken, of op het hinderende onroerend goed maatregelen te nemen die de hinder verminderen tot het normale niveau.
Het gaat hier dus om bepaalde criteria die de wet nu oplegt om na te gaan wanneer men van normale hinder naar abnormale hinder overgaat!
Bijvoorbeeld: een landbouwer die de nodige vergunningen bekomt voor het uitoefenen van zijn landbouwbedrijf, betekent niet dat hij dit evenwicht niet moet respecteren. Hij zal dus ook dat evenwicht moeten respecteren! Verstoort hij dit evenwicht, dan kan hij tot een compensatie veroordeeld worden.